Telnet-verbinding
Als u verbinding hebt gemaakt met het externe systeem, drukt u op Keys
(Toetsen) om de speciale toetsen van de VT100 te emuleren, die niet
beschikbaar zijn op het toetsenbord van de communicator. De speciale
toetsen zijn:
Vier functietoetsen: PF1-4. De specifieke functie van deze toetsen is
afhankelijk van de service of het programma waarmee u bent verbonden.
Alle toetsen van de toetsenborden van VT100-toepassingen (getallen 1 tot
en met 9, minteken, komma, punt, streepje, Enter).
De volgende VT100-functies: reset terminal, Ctrl-\, Ctrl-], Ctrl-~, Ctrl-?.
Bij een Telnet-verbinding omvatten deze speciale toetsen de volgende
opdrachten (deze kunnen worden gebruikt op de externe systemen die deze
opdrachten ondersteunen):
Interrupt (Onderbreken) — Hiermee onderbreekt u het huidige proces op de
externe computer.
Figuur 10
In
te
rn
et
116
1999 Nokia Mobile Phones. All Rights Reserved.
Skip command output (Opdrachtuitvoer overslaan) — Hiermee voorkomt u dat
opdrachtuitvoer op het scherm wordt weergegeven.
Are you there? (Bent u daar?) — Hiermee controleert u of het externe systeem
nog steeds actief is (als het uitvoeren van een taak te lang lijkt te duren).
Selecteer een speciaal teken en druk op Insert (Invoegen). Het ingevoegde
speciale teken stuurt een signaal naar de externe computer; dit wordt niet op
het scherm weergegeven.
Met de pijltoetsen kunt u door het venster bladeren. Bladeren heeft geen
effect op de positie van de cursor. Als u op een toets op het toetsenbord drukt,
keert het venster terug naar de cursorpositie.
Druk op Hang up (Ophangen) om de verbinding met de host te verbreken, de
dataoproep te beëindigen en terug te keren naar het beginvenster van de
toepassing Telnet.